.
...In de winter van 1997 ben ik bij de start van de elfstedentocht getuige van een bijzonder schouwspel. Een man, veertiger, sportief gekleed, staat te popelen om van start te gaan aan het begin van deze tweehonderd kilometer lange schaatstocht.
Hij stapt het ijs op en met snelle krachtige slagen sprint hij richting de finishlijn die hij mentaal al helemaal voor zich ziet. Hij komt alleen geen centimeter vooruit, maar dat beseft hij niet, gefocust als hij is. Er wordt in het Leeuwarders naar hem geroepen: ‘Hee jeu, dou hest dien skaatsbeskermers nog oan’ (dat betekent: ‘Hee joh, je hebt je schaatsbeschermers nog aan’). Na een sprint van een minuut valt het kwartje. Met verzuurde benen en bevrijd van schaatsbeschermers vervolgt hij zijn rit.
Ik moet aan deze gebeurtenis denken wanneer ik een man behandel die na een burnout weer aan het werk gaat. Hij ziet er heel erg tegenop om voor het eerst weer zijn laptop te openen en heeft zich, goed voorbereid als hij is, voorgenomen om alleen dingen te doen die prioriteit hebben. Wanneer hij zijn laptop opent, doet hij binnen een mum van tijd taken die geen voorrang hebben en die hij zich niet had voorgenomen. Zijn hersenen hebben de focus op ‘de finish’ en de verbinding met zijn lijf is zoek.
Ik vraag hem om bij wijze van experiment bij mij de laptop te openen en te voelen waar de spanning in zijn lijf zit. Hij voelt die duidelijk rond zijn middenrif. Ik vraag hem waar hij rust in zijn lichaam ervaart. Die voelt hij in zijn voeten. Ik vraag hem vervolgens of hij verbinding kan voelen tussen middenrif en voeten. Dat lukt en hij voelt zich nu een stuk rustiger achter de laptop.
Door zich op deze manier te verbinden met zijn lichaam kan hij voorkomen dat hij de marathon die werk heet, start met een sprint die zijn hele lichaam in de stressmodus zet. Het landen in zijn lichaam voorkomt dat hij als een ongeleid projectiel naar de eindeloze horizon sprint. En zo kan hij het juiste tempo voor de werkmarathon bepalen zonder te verzuren.